woensdag 23 mei 2012

Parcourskennis voor wielertoeristen

10 juni is het zover. Dan mogen wij wielertoeristen onze kunstjes op de kasseien laten zien. Voor een kleine groep liefhebbers een twee jaarlijks terugkerende lekkernij.
Voor andere een uitdaging die ze liever niet doen maar waarvan ze vinden dat ze het toch één keer gedaan moeten hebben. Zelfs al verafschuwen ze de kasseien. Eén keer moet je het doen!
Ik behoor zelf tot het type fietser die vind dat de rijkheid van de hobby bepaald wordt door de diversiteit aan fietsavonturen. Daar horen dus hoge cols en slechte kasseien bij.

Door de toename van de jaren en de kilo's gaat het klimmen tegenwoordig een stuk lastiger. Toch ga ik meermaals per jaar de strijd met de zwaartekracht aan. Iets doen waar je niet (super)goed in bent geeft ook enorm veel voldoening. Natuurlijk is het dan een enkele keer afzien in de overtreffende trap, maar voldoening krijg je niet door een flauw ritje aan te pakken.

Ik heb ook veel bewondering voor de wielertoeristen die kasseien helemaal niks vinden en toch één keer in hun leven de strijd aangaan met Parijs-Roubaix.
Om ongeschonden aan de streep te komen is het natuurlijk van belang dat je fiets in orde is en de conditie helemaal op punt.
Voor de meeste wielertoeristen in Parijs-Roubaix de zwaarste klassieker. Dit blijkt ook uit een enquete die Le Champion heeft gehouden onder wielertoeristen die alle klassiekers rijden.


Foto: Voor veel wielertoeristen niet haalbaar maar profs gaan doorgaans op de 
donderdag en vrijdag voor de koers de finale nog eens uitvoerig verkennen. 
Hier een aantal van hen op Pavé Duclos Lassalle tijdens de verekenning van 2012.

Een van de elementen die bij mij persoonlijk een enorm voordeel geven is de parcourskennis.
Dit voorjaar heb ik een mini (140km met 33km kasseien) Parijs-Roubaix gereden. Conditie was matig en ik zat helemaal dicht. Verkouden, zweten en alles wat je eigenlijk niet wil als je een stoer potje moet fietsen.
Toen ik het Bos van Wallers infietste wist ik genoeg. Dit gaat goed komen.
Ik weet namelijk precies wat er dan nog komt. Ik weet precies waar ik het beste kan rijden. Wanneer even een beetje sparen en waar je gerust een beetje door kan trekken.
Parcourskennis is - als je het goed inzet - een enorm psychologisch voordeel.

Strikt genomen adviseer ik iedere wielertoerist die 10 juni voor het eerste naar "De Hel" gaat de laatste 50 kilometer te verkennen.
Auto bij de wielerbaan zetten en op de fiets over de gewone weg naar Mons en Pevele. Dan het parcours volgen. Is totaal 85 kilometer en een ideale verkenning.
Het maakt het de laatste twee uur op de dag zelf een heel stuk eenvoudiger.
Toch zal niet ieder de mogelijkheden hebben voor een verkenning.
Om die wielertoeristen toch een zetje te geven probeer ik de komende dagen zoveel mogelijk stroken te beschrijven.
Een beetje als voorpret, maar wellicht helpt het je ook om die dag net even wat beter door te komen.

Op de pagina parcours staat een overzicht van de stroken die al beschreven zijn. De rest volgt de komende week.

LET OP: In de toerversie zitten een aantal stroken die NIET in de prof-editie zitten en andersom.


Foto: Het Bos van Wallers zit natuurlijk net als in de prof-editie ook in de versie voor wielertoeristen. 
Zelfs voor specialisten een grote uitdaging.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten